jeugdrecht.be
Artikel

De bekwaamheid van minderjarigen: een verhaal van alles of niets?

De juridische en maatschappelijke realiteit sporen niet altijd gelijk, zo is dat ook bij minderjarigen. Volgens het Burgerlijk Wetboek zijn zij handelingsonbekwaam. Maar er bestaan heel wat uitzonderingen. Is er geen beter systeem denkbaar? Een denkoefening.
02 oktober 2020

Joren is net 13 geworden, en kreeg een smartphone als verjaardagsgeschenk. Hij ontdekt volop de wondere wereld van de gratis games, en is er in geen tijd aan verslingerd. Tot de afrekening in de bus valt. Blijkt dat hij zonder het te beseffen honderden euro's heeft verspeeld voor extra levens en gadgets. Kan dat zo maar? Hij is toch minderjarig?

Sirine is 15 jaar (al ziet ze er wat jonger uit) en van hele rijke komaf. Als ze zichzelf wil trakteren op een exclusief kleedje van een designer voor een volgend feestje, wil de verkoopster in de winkel het haar niet verkopen. Ze wil het nochtans betalen met haar eigen bankkaart. De verkoopster eist dat één van haar ouders mee komt naar de winkel.

De juridische en maatschappelijke realiteit sporen niet altijd gelijk, zo is dat ook bij minderjarigen. Volgens het Burgerlijk Wetboek zijn zij handelingsonbekwaam. Dat betekent dat zij voor iedere rechtshandeling beroep moeten doen op een wettelijke vertegenwoordiger, meestal de ouders. Lid worden van de jeugdbeweging, een bankrekening beheren en ja, zelfs als ze een jas willen kopen. Allemaal handelingen die een minderjarige, al gaat het over een zeventienjarige, volgens de wet niet alleen kan ondernemen.

Gelukkig mildert andere wetgeving op sommige vlakken dit al te strikte principe. Denken we bijvoorbeeld aan de wet op de patiëntenrechten die minderjarigen inspraak geeft bij medische behandelingen. De dagelijkse maatschappelijke realiteit toont dan ook een genuanceerder beeld. Minderjarigen nemen wel zelfstandig initiatieven. Ze participeren en leveren een grote en waardevolle bijdrage aan de samenleving.

In wat volgt vindt u het resultaat van een denkoefening die de Gezinsbond deed op zoek naar een betere afstemming tussen theorie en praktijk.

Niet langer een stem in de woestijn?

Het is niet alleen belangrijk dat de minderjarige drager is van rechten en plichten, maar ook dat hij deze rechten ook in praktijk kan brengen. Pas dan is hij een volwaardig rechtssubject. Minderjarigen moeten daarom ruimte krijgen voor inspraak en dialoog op elk niveau. Niet alleen in concrete situaties, maar ook wanneer het beleid beslissingen neemt die hen aanbelangen.

Bovendien moeten minderjarigen hun stem kunnen laten horen, los van hun ouders of een andere wettelijk vertegenwoordiger. Dit is vooral van belang wanneer hun belangen niet gelijklopen met die van hun ouders of als de relatie vertroebeld is. Het is de enige manier om toch de kans te krijgen om hun visie op de kwestie weer te geven. Concreet gaat het bijvoorbeeld om een jongere die naar een andere school wil dat diegene die zijn ouders voor hem hebben gekozen, of een andere studierichting wil gaan volgen. Of die in therapie wil gaan, terwijl de ouders dat niet nodig vinden.

Het hoorrecht zoals we dat vandaag kennen in juridische procedures is al stevig verankerd, en kreeg bij de invoering van de familierechtbank nog eens een bevestiging. Dit is een noodzakelijke verworvenheid, maar volstaat niet. Jongeren rechten toekennen zonder dat ze die in praktijk kunnen afdwingen, is zinloos. Een zelfstandige rechtstoegang voor minderjarigen is noodzakelijk.

Volwassen worden gaat geleidelijk aan

Vanzelfsprekend kan niet elke minderjarige op dezelfde leeftijd op een evenwichtige manier omgaan met een pakket verantwoordelijkheden. Het is een delicate evenwichtsoefening tussen de broodnodige bescherming van minderjarigen (die ook de reden voor het invoeren van de handelingsonbekwaamheid was) en het geleidelijk aan geven van vrijheid en verantwoordelijkheden. De Gezinsbond pleit daarom voor een systeem van getrapte meerderjarigheid. Ouders krijgen een centrale rol. Meestal kunnen zij het beste inschatten in hoeverre hun kinderen in staat zijn bepaalde beslissingen zelfstandig te nemen. Maar het systeem houdt meer in dan dat.

Voor kinderen jonger dan 12 jaar hoeft er niet veel te veranderen aan de huidige situatie. Jongeren zijn op die leeftijd vaak nog effectief te jong om weloverwogen beslissingen te kunnen nemen. De wettelijk vertegenwoordiger is dan het best geplaatst om dit te doen in het belang en in de plaats van de minderjarige. We kunnen echter het belang van inspraak en dialoog niet genoeg benadrukken, ook voor deze jonge kinderen. Zeker in situaties wanneer het hun morele, fysieke, psychische of seksuele integriteit aanbelangt.

De leeftijdscategorie 12- tot 14-jarigen is vaak al in staat om gebruikelijke rechtshandelingen te stellen, afhankelijk van context en maturiteit. Dertienjarigen zijn vaak perfect in staat om bijvoorbeeld aankopen te doen met een beperkt budget, of om zich kandidaat te stellen voor een auditie. Een wettelijk vermoeden dat hun ouders deze tieners daartoe in staat achten, zou ervoor zorgen dat ze dit ook effectief kunnen doen. Als anderen hier een andere mening op nahouden, dan kunnen zij dit aan een rechter voorleggen en het tegendeel aantonen.

Soms loopt de visie van de jongere en zijn ouders evenwel niet gelijk, en is het noodzakelijk om de jongere hierin de kans te geven zijn visie ook aan de rechter voor te leggen. Vandaar dus het belang van zelfstandige rechtstoegang zoals hoger al uiteen gezet.

Gaat het over kwesties die de morele, fysieke, psychische of seksuele integriteit van de minderjarige aanbelangt, dan komt de beoordeling van de minderjarige op de eerste plaats. Denk hierbij aan het volgen van een therapie, de keuze voor een besnijdenis, het lidmaatschap van religieuze verenigingen. Tenzij die indruist tegen expliciete wetgeving uiteraard. Ook hier kan een betrokkene die er een andere mening op nahoudt (zoals ook de ouders), zich wenden tot de rechtbank.

In de leeftijdscategorie 14- tot 16-jarigen kan een derde die te goeder trouw is er van uitgaan dat de minderjarige de rechtshandeling kan stellen. Een vijftienjarige lid maken van een vereniging, of iets verkopen, mag in principe geen probleem zijn. Ook hier weer kan al wie het daar niet mee eens is, verhaal halen bij de rechtbank (bijvoorbeeld als de aankoop buiten proportie is met de middelen van de jongere). En net als bij de vorige leeftijdscategorie is de beoordeling van de minderjarige zelf doorslaggevend als het gaat om zijn integriteit.

Laatste leeftijdscategorie: de minderjarigen tussen 16 en 18 jaar. Deze adolescenten kunnen alle rechtshandelingen zelfstandig stellen, behalve diegenen waarvoor een wettelijke uitzondering is voorzien. Meest voor de hand liggen de rechtshandelingen met een grote vermogensrechtelijke impact zoals aan- en verkoop van een onroerend goed, vestigen van een hypotheek, aanvaarden en verwerpen van een nalatenschap, waar nu bij voogdij ook al de machtiging van de vrederechter voor nodig is. Uiteraard gelden de algemene regels van het verbintenissenrecht, en kan wie daar belang bij heeft de nietigheid inroepen als daartoe een reden bestaat.

Het gezin is de uitvalsbasis

Rechten van kinderen staan niet lijnrecht tegenover rechten van volwassenen. Zij hebben beiden de verantwoordelijkheid om samen, in dialoog, een evenwicht te vinden tussen elkaars rechten. De gezinscontext is bij uitstek het milieu waar zo een dialoog tot stand kan komen. Het gaat over geven en nemen, verantwoordelijkheid opnemen voor de ander en tegelijk onderwerp van verantwoordelijkheid zijn voor die ander. Natuurlijke processen binnen een gezin die we expliciet moeten benoemen en waarbij we de actoren in hun rol moeten versterken.

De vraag of Joren en Sirine de aankopen die ze beogen kunnen doen, is dus ook niet ongenuanceerd te beantwoorden. Heel veel hangt af van de context en de leeftijd. De ouders van Joren zouden kunnen aanvoeren dat, gezien zijn jeugdige leeftijd en beperkt budget, dergelijke aankoop van hun minderjarige zoon niet gebruikelijk is. Bijgevolg is de aankoop nietig, en hoeven zij de torenhoge rekening niet te betalen.

In het geval van Sirine is de houding van de verkoopster heel begrijpelijk. Peperdure kledij is geen alledaagse aankoop voor een 15-jarige. Daarom is het verstandig bevestiging van de ouders te vragen alvorens een verkoopovereenkomst te sluiten met deze bemiddel.

Lees meer
Bronnen

Antwoord niet gevonden?